Hier zal ik per ziekte uitleggen wat het is en waarom het dus belangrijk is dat katten die voor de fok ingezet worden getest dienen te worden.

Heupdysplasie (HD) Getest d.m.v. Röntgenfoto beoordeeld door Specialist

HD ofwel Heupdysplasie is een afwijking van het heupgewricht waarbij de heup kom te ondiep en de kop van het dijbeen misvormd kunnen zijn. Hierdoor ontstaat speling in het heupgewricht, waardoor zeer pijnlijke botwoekeringen kunnen ontstaan. Heupdysplasie komt regelmatig voor bij honden, echter veel minder vaak bij katten.
Lange tijd heeftmen zelfs gedacht dat HD bij katten helemaal niet voorkwam. Maar katten zijn meesters in het verbergen van pijn en minder actief dan honden. Zij passen hun manier van leven aan: het is dan ook heel goed mogelijk dat u van milde vormen van HD niets merkt. Uit onderzoek is gebleken dat HD vaker voor komt bij grote zwaar gebouwde rassen als de Pers en de Maine Coon, maar deze afwijking is ook gevonden bij lichtgewicht rassen als de Devon Rex en de huis-tuin-en-keukenkat.

De röntgenfoto's kunnen vanaf de leeftijd van 1 jaar opgestuurd worden naar pawpeds waarnaar deze beoordeeld worden door een specialist en online gepubliceerd worden. 

 

Fokadvies voor HD 

Door genetica experts is geadviseerd dat het onverstandig zou zijn om alle katten met enige vorm van HD uit te sluiten bij het starten van een gezondheidsprogramma omdat hierdoor de genenpoel drastisch verkleind zou kunnen worden. Daarom geeft de Zweedse club het advies om katten met Grade 1 nog wel te gebruiken maar uitsluitend te kruisen met katten die HD normal zijn. 

 

Patella Luxatie (PL) Getest via lichamelijk onderzoek

Bij Patella Luxatie kan de knieschijf uit de geul schieten waarin hij zich beweegt.

 

De knieschijf is een versteviging in de pees van de spier die er voor zorgt dat het been gestrekt kan worden. Daar waar de pees over de punt van het dijbeen in de knie loopt is hij verstevigd door een rond botje: de knieschijf oftewel patella. In het onder uiteinde van het dijbeen zit een geul waar deze knieschijf precies in past en doorheen kan glijden van boven naar beneden bij het strekken en buigen van de knie. De pees zit net onder de knie vast aan een richel op het scheenbeen: de crista. Als de lijn waarin de patella zich beweegt niet precies in de richting gaat van de geul in het dijbeen, heeft hij de neiging om uit zijn geul te lopen, zoals een touw uit een katrol loopt als je het touw scheef trekt. De patella luxeert bij katten vrijwel altijd naar de binnenkant (de mediale PL, of MPL), een luxatie naar de buitenkant van de knie (laterale PL, of LPL) komt bij katten zelden voor. In de afgelopen 3 jaar is het aantal PL patiënten met 15% toegenomen.  Het komt even vaak voor bij katers als bij poezen en de meeste symptomen worden waargenomen voor het 3elevensjaar, in 66% van de gevallen zelfs voor het eerste jaar. Maar liefst 81% van de katten met MPL heeft problemen aan beide knieën. Bij een LPL is meestal maar één knie aangedaan. De kans dat een kat een combinatie van heupdysplasie (HD) en MPL heeft is 3x groter dan de kans dat hij alleen HD of MPL heeft.

Het is niet duidelijk of PL bij de kat erfelijk is, wel lijkt het bij bepaalde rassen vaker voor te komen. Van de katten die worden aangeboden bij het MCD is 50% een raskat en daarvan 25%  Maine Coon en 12.5% Abessijn. Als er sprake is van patella luxatie, dan is er vaak ook sprake van andere afwijkingen: een ondiepe geul in het dijbeen, onderontwikkeling van de binnenrand van de geul (te lage opstaande rand, waar de pees over heen kan schieten), een afwijkende aanhechting van de kniepees, HD en andere heupafwijkingen. En ook na een trauma kan PL optreden als gevolg van een breuk of bandletsel.

 

Bij het vaststellen van Patella Luxatie wordt de ernst ervan als volgt aangegeven in gradaties:

Graad 1: de patella bevindt zich in rust in de normale positie, maar kan door lichte druk uit te oefenen uit de geul worden gedrukt. De patella schiet hierna spontaan weer in de juiste positie.

Graad 2: de patella ka   n zich in rust zowel in de normale positie bevinden als erbuiten. De patella kan door een combinatie van buigen en draaien van het onderbeen uit positie worden gedrukt. De patella schiet meestal weer terug na het strekken van het been.

Graad 3: De patella bevindt zich in rust niet in de geul, maar is door een drukkende beweging wel weer in de normale positie terug te brengen.

Graad 4: De patella bevindt zich in rust niet in de normale positie en kan ook niet worden teruggeduwd.

(Graad 0: de patella bevindt zich in de normale positie en kan niet door manipulatie uit de geul worden gedrukt.  In dit geval is er geen sprake van patella luxatie)

Fok advies PL

Niet fokken met katten die met graad 2 of 3 positief testen. Bij de overgangsvorm en graad 1 wordt fokken alleen aangeraden met een partner die PL-vrij is. Geen combinaties herhalen die hebben geleid tot nakomelingen met PL.

 

 

Spinale Musculaire Atrofie (SMA) Getest via Dna 

Spinale Musculaire Atrofie is een erfelijke en aangeboren neuromusculaire aandoening, waarbij iets mis is met de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg, die uitlopers hebben naar de spieren. Een aantal van deze cellen functioneert niet omdat een groot gedeelte van het LIX1 gen vernietigd is, waardoor er geen of gebrekkige signalen aan de spieren worden doorgegeven en de zenuwcellen, die de skeletspieren aansturen afsterven.

 

Hypertrofische CardioMyopathie (HCM) Getest via Dna & Echo

Is een hartafwijking die aangetroffen wordt bij zowel ras katten als huis- tuin en keukenkatten. Cardio staat voor hart en myopathie voor zieke spier. Hcm kan in de genen van een bepaalde lijn zitten,  daarom testen we dit via DNA, om te voorkomen dat 2 dragers voor nakomelingen zorgen,  waar lijders     (katten die de ziekte hcm hebben) uitkomen.   Via een echo van het hart kan de cardioloog bekijken hoe het hart van de kat is om de ziekte hcm en andere hart afwijkingen op te sporen.
Het hart is een pomp die de bloedcirculatie in het lichaam verzorgt. Net als bij mensen heeft het hart van een kat vier compartimenten; de rechter boezem, de rechter kamer, de linkerboezem en de linkerkamer. De rechter boezem ontvangt bloed van diverse grote aderen en stuwt dit naar de rechterkamer. Door het samentrekken van de rechterkamer wordt het bloed naar de longslagader gepompt vanwaar het door beide longen stroomt. Hierbij wordt het bloed van zuurstof voorzien, vervolgt zijn weg naar de linkerboezem en van daar naar de linkerkamer waar het door samentrekking in de lichaamsslagader (aorta) wordt gepompt. Hiervandaan stroomt het bloed door de verschillende organen om zich via de holle aders weer te verzamelen in de rechterboezem. De hartkleppen zorgen er voor dat het bloed maar één kant uit kan en verhinderen dat het terugstroomt.

Bij HCM zijn de spieren van de wand van de linkerkamer in dikte toegenomen (hypertrofie). Dit veroorzaakt een toenemende verstijving in de linkerkamer waardoor die zich niet efficiënt kan vullen. Bovendien wordt de ruimte in de linkerkamer steeds kleiner, met als gevolg dat minder bloed rond gepompt wordt en de ruimte in de linkerboezem vergroot. Hierdoor ontstaat o.a. een vergrootte kans op trombose. Door een drukstijging in de linker boezem neemt de druk in de longvaten toe, wat leidt tot vochtophoping in de longen en de borstkas. Tevens kan bij HCM een verdikking van de spieren, waarmee de hartkleppen bevestigd zijn, optreden en een abnormale beweging van de hartkleppen, ook wel SAM (Systolic Anterior Motion) genaamd, ontstaan.

Fokadvies HCM

Dragers mogen alleen met een partner gekruist worden die geen hcm in de genen draagt, om de diversiteit in de genenpoel niet steeds beperkter te maken, worden dus niet alle dragers uitgesloten.

Nakomelingen die vrij zijn uit de combinatie drager x vrij  kunnen worden aangehouden voor de fok,  dragers uit de combi dienen uitgesloten te worden voor de fok om het ras en de lijnen gezonder te krijgen. 

Katten met de diagnose HCM, dienen direct uitgesloten te worden voor de fok. 

 

Polycystic Kidney Disease (PKD) Getest via Echo

Is een meestal erfelijke afwijking, die bestaat uit cysten in de nieren. Cysten zijn met vocht gevulde blaasjes. Afhankelijk van de hoeveelheid en afmeting kunnen zij het functioneren van de nieren bemoeilijken en leiden tot chronisch nierfalen.
De diagnose PKD kan worden gesteld via dna of het in de genen zit maar via een echografisch onderzoek van de nieren (bij voorkeur op de leeftijd één jaar) is het duidelijker op te sporen dus erg belangrijk voordat de kat voor de fok wordt ingezet.
Nadat een aantal jaren terug geconstateerd werd dat bij een groot aantal Perzen PKD voorkwam bleken er ook enkele gevallen van PKD bij Maine Coons in de Pawpeds database bekend te zijn. PKD vererft autosomaal dominant. Dit betekent dat een kat deze afwijking al kan krijgen indien dit door één van de ouderdieren wordt vererfd en dat het niet uitmaakt of dit de vader of de moeder is. Er is ook niet-erfelijke PKD mogelijk: die betreft dan zelden beide nieren en vertoont ook meestal minder cysten.

Om te voorkomen dat dit bij Maine Coons tot een zelfde probleem als bij de Perzen zou leiden werd aan Maine Coon fokkers aangeraden om hun dieren hierop na te laten kijken. Vaak kon dit immers gecombineerd worden met een echo van het hart. 

Conclusie
Gezien de grote populariteit van het ras, het grote aantal importen in binnen en buitenland en de testbereidheid van de fokkers zijn veel Maine Coons getest op PKD.

 

 Pyruvaatinase deficientie (Pk-def) Getest via Dna

Pyruvaat Kinase (PK) is een enzym dat essentieel is voor de energieproductie in rode bloedcellen. Bij lijders is dit enzym afwezig, waardoor rode bloedcellen versneld afgebroken worden. De afwijking kenmerkt zich door bloedarmoede. Bij diverse rassen is een verschillende mate van de symptomen beschreven. Symptomen bestaan uit bloedarmoede, en bevatten zwakte bij inspanning, hartruis en een vergrote milt.

 

 Brainstem Auditory Evoked Response-test  (BAER-test) Getest via computer gestuurde elektroden 

Fokken met witte katten gehoor test.

Het W-gen is een dominant gen. Dit betekent dat een kitten dit gen maar van één van zijn ouders hoeft te krijgen om wit te zijn. Je kan je echter misschien voorstellen dat als een kat van beide ouders het W-gen krijgt, dit de kans op doofheid vergroot. Het is daarom van belang om nooit twee witte dieren met elkaar te kruisen. Dit is om die reden ook niet toegestaan in Nederland.
Wat daarnaast van belang is, is het uitsluiten van (geheel of gedeeltelijk) dove dieren voor de fok. Het is bij de meeste verenigingen in Nederland dan ook verboden om een dove kat in te zetten voor de fok. Maar hoe weet je nu of een kat doof is? Dit is vast te stellen door middel van een audiometrie-test: de BAER-test. Als je fokt met een witte kat dien je, als je stambomen aanvraagt, een kopie van deze BAER-test van zowel de witte ouder, als van de eventuele witte kittens in het nest, mee te sturen. Op die manier kunnen dove kittens al direct worden uitgesloten van de fok.

Een BAER-test (Brainstem Auditory Evoked Response-test) is een test waarmee kan worden vastgesteld of een kat geheel of gedeeltelijk doof is. Deze test wordt in Nederland door drie specialisten uitgevoerd.
De test bestaat uit twee gedeeltes. Eerst worden de oren grondig bekeken en onderzocht, om te kijken of die helemaal in orde zijn. Daarna worden er drie elektroden aangebracht op de kop van de kat: bij de basis van elk oor één en één elektrode in het midden van de kop. Daarnaast krijgt de kat een oordopje in zijn oor, eerst in het ene en daarna in het andere oor. Via dit oordopje worden geluidjes afgespeeld. Als dit geluid door de hersenen wordt geregistreerd, wordt dit via de elektroden zichtbaar op het computerscherm. Op deze manier wordt voor beide oren gekeken of de kat aan die kant kan horen.

Na de test krijgt de eigenaar een officiële verklaring van de dierenarts, waarop vermeld staat dat de kat aan beide kanten horend is. Dit is de verklaring die ook nodig is bij het aanvragen van stambomen.

 

Feline Immunodeficiency Virus (FIV / Kattenaids) Getest via Bloed

FIV (Feline Immunodeficiency Virus) is een virus dat voorkomt bij de kat en de afweercellen van het lichaam aantast. Hierdoor wordt de algemene afweer van de kat verminderd. Het FIV virus is verwant aan het HIV virus bij de mens dat AIDS veroorzaakt. Daarom wordt FIV ook nog wel eens kattenaids genoemd. FIV kan alleen de kat ziek maken en niet de mens.

Hoe vindt de overdracht van FIV plaats?

Het virus kan worden overgebracht via vecht- en bijtwonden. Kittens kunnen tijdens de dracht besmet worden wanneer de moederpoes tijdens de dracht besmet wordt met FIV. Ook kunnen kittens met FIV besmet worden via de melk wanneer de moederpoes tijdens de dracht met FIV besmet wordt.

Hoe wordt de diagnose FIV gesteld?

Met behulp van bloedonderzoek kunnen antilichamen tegen FIV worden aangetoond Deze antilichamen zijn 3-4 weken na besmetting in het bloed aanwezig. Een positieve uitslag betekent dat de kat besmet is. 

 

Feline Leukemie Virus (FeLV / KattenLeukemie) Getest via Bloed

FeLV (Feline Leukemie Virus) of kattenleukemie is een ernstige virusziekte met dodelijke afloop, veroorzaakt door een retrovirus. Het virus produceert een enzym waardoor kopieën van het virus DNA in de besmette cellen van de kat terecht komt. Hierdoor wordt uiteindelijk het immuunsysteem van de kat ernstig aangetast en zijn de katten vatbaarder voor allerlei secundaire infecties.

 

Hoe vindt verspreiding en besmetting van FeLV plaats?

Met FeLV geïnfecteerde katten scheiden in grote hoeveelheden virus af via speeksel en neusuitvloeiing, maar ook via bloed, urine en ontlasting wordt FeLV virus uitgescheiden. Besmetting treedt voornamelijk op door vechten en langdurig sociaal contact (likken, elkaar schoonmaken). Een drachtige poes kan bovendien het virus via de baarmoeder en moedermelk overbrengen op kittens. Het FeLV virus overleeft niet lang buiten het lichaam van een kat, waarschijnlijk minder dan een paar uur.

 

Hoe wordt de diagnose FeLV gesteld?

Met behulp van een FeLV - FIV sneltest en een kleine hoeveelheid bloed kan de waarschijnlijkheidsdiagnose FeLV gesteld worden. Dit onderzoek kan op de kliniek worden uitgevoerd en de uitslag is binnen 10 minuten bekend.

Een positieve uitslag wil echter nog niet meteen betekenen dat de kat de ziekte ontwikkeld heeft. Het kan zijn dat de kat in een acute fase van de infectie verkeert en dat de kat de infectie overwint en niet ziek wordt. Daarom is aan te raden om de test na 3 maanden te herhalen.

Het kan zijn dat uw dierenarts adviseert om ter controle bloed naar een laboratorium op te sturen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb